Amerikaanse, maar ook Nederlandse journalisten, hebben het op dit moment knap lastig met Trump en alle gebeurtenissen in de wereld. Met een president aan het hoofd die zijn haat jegens de media bijna dagelijks kenbaar maakt is het vaak uitkijken met je woord- en onderwerpskeuze. Vooral omdat je de situatie niet erger wil maken, noch onderschatten.
En er zijn natuurlijk veel ergere dictators geweest in onze recente geschiedenis, bijvoorbeeld Hitler en Mussolini. Hoe gingen de Amerikaanse media hier toentertijd mee om? En kunnen we daar nog lessen uit trekken?
Het Smithsonian Instituut dook in het archief van meerdere Amerikaanse kranten in de periode waarin de twee fascistische leiders opkwamen en regeerden in respectievelijk Italië en Duitsland. Vragen als: neemt de pers een positie in waarin zij hun onafhankelijkheid en heersende normen en waarden verdedigen? Of schikken zij zich in de rol waarbij zij ‘objectief verslaan’ wat de dictator zegt? Moeilijke vragen, waar de pers ook in de jaren 30 en 40 enorm mee worstelde.
Knuffel Italiaan
Mussolini was het lievelingetje van de Amerikaanse pers tussen 1925 en 1932. Dat blijkt uit de 150 artikelen die ze over de Italiaanse leider hebben geschreven en allemaal op een vrij neutrale en soms zelfs positieve toon.
Kranten als de New York Tribune en de Cleveland Plain Dealer schreven over de nieuwe fascistische beweging van Mussolini dat het Italië zou redden van een economische ondergang. Terwijl de meeste media fascisme zag als een soort experiment, schreef The New York Times dat het fascisme het turbulente Italië terug zou brengen naar normaliteit.
Maar gelukkig waren er ook een aantal journalisten, zoals Ernest Hemingway, die het vertikten om de anti-democraat Mussolini als normaal te omschrijven. Ondertussen schreef journalist John Gunther een essay in Harpers Magazine over Mussolini’s manipulatie van de Amerikaanse pers.
Duitse Mussolini
Door het succes van Mussolini in Italië werd het succes van Hitler in Duitsland ook ineens ‘normaal’ in de ogen van de Amerikaanse media, waardoor zij hem regelmatig de ‘German Mussolini’ noemde. Hitler had een voorsprong dankzij de lovende woorden van Amerika over de fascistische beweging van Mussolini. Deze voorsprong werd alleen maar groter op het moment dat zijn nazipartij hoog scoorde in de peilingen van eind jaren 20, begin jaren 30.
In tegenstelling tot Mussolini werd Hitler echter regelmatig ook afgeschilderd als een grap. Hij was een “gevoelloze man met veel woorden en een look die wat weg heeft van Charlie Chaplin”, volgens Newsweek. Zijn verschijning was meer een karikatuur: hij was welbespraakt, maar tegelijkertijd ook onzeker, volgens Cosmopolitan. Ook Hollywood stak trouwens de draak met Hitler: In 1940 verscheen de film The Great Dictator met in de hoofdrol comedian Charlie Chaplin.
Charlie Chaplin als persiflage op Adolf Hitler in de satirische film The Great Dictator (1940)
Zelfs toen Hitlers partij invloed kreeg in het parlement én nadat hij werd benoemd tot kanselier in 1933, was de Amerikaanse pers er van overtuigd dat hij zou worden afgezet. The Washington Post omschreef zijn volgers als ‘beïnvloedbaar’ die de dupe waren van ‘radicale doctrines en kwakzalverij’. Nu Hitler aan de macht was, moest hij zijn attitude veranderen. “Alleen een gevoel voor instinct is niet genoeg. Wanneer het er op aankomt, wordt zijn manier van denken blootgesteld”, volgens The New York Times.
Niet onder de indruk van Hitler
Ook al had de Amerikaanse pers af en toe de neiging om het antisemitisme van Hitler in begin jaren 30 te vooroordelen, sommige kranten onderdrukten juist de feiten. Bijvoorbeeld over de gewelddadige acties tegen de joden. Later kwamen veel Amerikaanse journalisten daar op terug en kwam het besef dat zij de nazileider aardig hadden onderschat.
Eén van die Amerikaanse journalisten was Dorothy Thompson die Hitler in 1931 omschreef als “een opzienbarend onbeduidende man waar de wereld blijkbaar naar verlangd”. Toen ze hem ooit ontmoette was ze dan ook teleurgesteld in zijn voorkomen. “Ik was er van overtuigd dat ik de toekomstig dictator van Duitsland zou gaan ontmoeten”, zegt ze in 1928, “Maar in vijftig seconden was dat beeld compleet weggevaagd.”
Radio opnames van journalist Dorothy Thompson in 1941
Volgens Thompson, die zich lang en goed had voorbereid op het interview met de succesvolle jonge Duitse politicus, was haar eerste indruk van Hitler ronduit ‘zielig’. “Voor mij zat een vormeloze, bijna gezichtsloze man wiens gelaat een karikatuur was. Hij kwam onzeker op me over, sprak snel en inconsequent. Hij vertegenwoordigde in alle opzichten ‘de gewone man’. Niet iemand die in staat is een land te leiden.”
Hitler sprak langdradig tijdens het interview, op een toon die meer weg had van een publieke speech dan een intiem interview. Thompson had amper tijd om vragen te stellen tijdens de monoloog die hij grotendeels afstak. Toch wist ze hem harde uitspraken te ontlokken over zijn plannen voor Duitsland: “Ik zal legaal aan de macht komen”, zei hij, “Daarna zal ik het parlement en de Weimar overeenkomst op non-actief stellen en een autoritaire staat oprichten.”
Wolf in schaapskleren
Thompson achtte de onbeduidende Hitler daar totaal niet tot toe in staat. Geen weldenkende Duitser zou zijn eigen rechten opgeven voor een stem op deze ‘doorsnee man’. Ze schreef een spottend stuk, dat verscheen in Cosmopolitan – toen nog geen vrouwenglossy maar een serieuze journalistieke titel – dat veel Amerikanen achteraf bezien een onderschattend beeld gaf van de toekomstige führer. Volgens haar artikel was de kans dat Hitler aan de macht zou komen ‘zo goed als nihil’.
In 1935, nadat Hitler aan de macht was gekomen en reeks een serie van verregaande maatregelen had doorgevoerd, gaf Thompson zelf toe dat ze een grove inschattingsfout had gemaakt. “Niemand kan een dictator van tevoren herkennen”, schreef ze in een nieuw artikel, “Omdat geen enkele dictator zichzelf ooit zo noemt voordat ze die plek innemen. Ze stellen zich voor als ‘een man van het volk’ en iemand die ‘het landsbelang behartigt’.” Laat het een wijze les voor ons zijn.